Bij nieuwe intervisiegroepen start ik altijd met het โcontractโ. We maken afspraken wat we bespreken met elkaar, hoe we met elkaar omgaan, etc. Eรฉn van de afspraken die ik altijd maak is: โwe noemen geen namen.โ Het doet er namelijk helemaal niet toe om welke collega het gaat. Het gaat over het gedrag van de casusinbrenger. Zijn over haar overtuigingen en patronen. Daarnaast vind ik het niet integer om te praten over mensen die er niet bij zijn. Het verhaal tijdens intervisie is altijd gekleurd en รฉรฉnzijdig. Het is รฉรฉn van de (vele) manieren om ernaar te kijken.
Tijdens individuele coaching maak ik vooraf ook afspraken. De regel over het noemen van namen laat ik dan achterwege. Ik ben immers de enige die het hoort en professioneel genoeg om daar niks mee te doen. Maar laatst ging het toch mis. Iemand die ik coachte had problemen met een collega. Het beeld dat hij schetste was niet fraai. Ik laat me normaal gesproken niet afleiden door zoโn verhaal. Let vooral op signalen in het lijf, lichaamshouding, taalgebruik.ย
๐๐ป ๐ฑ๐ฎ๐ฎ๐ฟ ๐๐ฎ๐ ๐ต๐ฒ๐โฆ.๐๐๐ โฆ..๐ฑ๐ฒ ๐ป๐ฎ๐ฎ๐บโฆ.
Ineens was het verhaal als hulpmiddel om patronen op te sporen geworden tot een mening over iemandโฆ.over iemand die ik goed ken. En direct voelde ik weerstand in mijn lijf. Hoge ademhaling, spanning in mijn buik, scherpe blik. Mijn rechtvaardigheidsgevoel werd aangesproken. Allerlei oordelende gedachten kwamen omhoog. โDit is zooo niet hoe het zit.โ
Net op tijd slikte ik de woorden โdat is helemaal niet mijn ervaring met deze persoonโ in. Want het gaat tijdens het coachen natuurlijk niet over mij. Net zo min als dat het gaat over die ene collega.