Eén van mijn allereerste coachees was een arts-assistent. Een jonge vrouw, die gedurende de opleiding de liefde voor het vak was verloren. Ze had moeite met de hiërarchie in het ziekenhuis. Had ideeën over hoe dingen anders konden, maar vond geen manier om deze te uiten. Ze had een afwijkende kledingstijl en kreeg opmerkingen hierover van haar supervisoren. Ze raakte gefrustreerd als ze patiënten niet kon helpen. Verhalen van patiënten raakte haar diep en kon ze niet loslaten.
Voor mij zat een uitgebluste, boze arts-assistent. Ze had besloten om te stoppen met de opleiding en wilde met mij op zoek naar een nieuwe invulling van haar werkende leven.
Haar verhaal raakte mij diep. Haar hele leven had ze arts willen worden, ik voelde haar liefde voor patiënten. Ik zag ambitie, talent en heel veel verdriet dat het niet lukte en dat ze niet volledig werd geaccepteerd zoals ze was.
Door mijn onervarenheid lukte het me niet om haar te helpen. Haar pijn was te groot voor mij. Ik kon er niet bij blijven, niet samen met haar die ongemakkelijke situatie aankijken. Ik luisterde niet goed genoeg, maar ging overtuigen. Overtuigen dat het een mooi vak is, dat het zonde is om te stoppen met de opleiding, dat ze het wel kan. Ik vertelde haar dat ze de moeite waard is, dat het mooi is dat ze dingen op haar eigen manier doet. In vakjargon, ik zat volledig in de overdracht. Na een paar sessies kwam ze ineens niet meer.
Om goed te kunnen coachen moet je je eigen patronen, dynamieken en thema’s door en door kennen. Als een coachee je raakt, moet je in een split seconde voelen waarom dit is. Is het echt het verhaal van de ander of raakt het aan iets wat bij jezelf speelt. Kortom, is het van jou of is het van de ander?
Als coach moet je er volledig voor je coachee kunnen zijn. Ook, of juist, als het pijnlijk en ongemakkelijk wordt.